Artikelnummer: | 10.11.002 |
De Hr.Ms. M 2, oorspronkelijk bekend als de sleepboot Marie II, was een van de vier schepen die in 1918 door de Koninklijke Marine werden omgebouwd tot mijnenvegers. Deze schepen, die oorspronkelijk als sleepboten waren gebouwd voor een Russische opdrachtgever, werden ingezet als de eerste mijnenvegers van de Koninklijke Marine.
Bouwwerven: Fabriek Koopman, Dordrecht
Afmetingen: 29,7 meter lengte, 6,65 meter breedte
Waterverplaatsing: 300 ton
Machinevermogen: 500 pk
Snelheid: 10 knopen
Bemanning: 16 personen
Bewapening: 1 × 12,7 mm mitrailleur
De Hr.Ms. M 2 werd op 3 december 1918 in dienst gesteld als mijnenveger. Tijdens de Tweede Wereldoorlog maakte het deel uit van de 2e Divisie Mijnenvegers, gestationeerd in IJmuiden. Op 13 mei 1940 liep de M 2 op een magnetische mijn nabij IJmuiden en zonk, waarbij zeven bemanningsleden omkwamen. Het schip werd in juli 1940 gelicht en hersteld. Op 17 september 1940, tijdens een storm, botste het schip bij het invaren van IJmuiden tegen het wrak van het blokschip Jan Pieterszoon Coen en zonk opnieuw. Het werd opnieuw gelicht en herbouwd in Amsterdam, waarbij het schip werd verlengd.
Op 6 maart 1941 werd het schip herdoopt tot Fairplay X en in dienst gesteld bij de Duitse sleepdienst van Richard Borchard in Hamburg. Het schip werd na de oorlog teruggevonden en opnieuw in dienst genomen als sleepboot RS-21 bij de Koninklijke Marine. Op 23 december 1949 zonk het schip tijdens een storm bij Borkum
Specificaties :
Tekeningnummer |
10.11.002 |
Omschrijving |
HrMs sleepboot/mijnenveger M 2 (1918) ex "Marie II" |
Kwaliteit |
sp/lijnen; zijaanzicht; dekplan; bouwdetails |
Schaal |
1 : 100 |
Aantal bladen A00 |
0 |
Aantal bladen A0 |
0 |
Aantal bladen A1 |
0 |
Aantal bladen A2 |
0 |
Aantal bladen A3 |
1 |
Aantal bladen A4 |
3 |
Totaal aantal bladen tekening |
4 |
Aantal bladen A4 tekst |
0 |
Gewicht in gram |
50 |
Bijzonderheden |
de tekening bevat, naast de M2, een drietal variaties op het thema zeesleepboot volgens hetzelfde lijnenplan. |
Opmerkingen |
auteur J. de Nooijer; invoegen |