NVM 10.17.004 motorreddingboot "Koningin.Wilhelmina" (1927) - ZHMRS

Artikelnummer: 10.17.004


Specificaties :

Tekeningnummer

10.17.004

Auteur

A. Sinke

Omschrijving

motorreddingboot "Koningin.Wilhelmina" (1927) - ZHMRS

Kwaliteit

sp/lijnen; zijaanzicht; dekplan; doorsnede

Schaal

1 : 25

Aantal bladen A00

0

Aantal bladen A0

2

Aantal bladen A1

0

Aantal bladen A2

0

Aantal bladen A3

0

Aantal bladen A4

0

Totaal aantal bladen tekening

2

Aantal bladen A4 tekst

0

Gewicht in gram

185

Bijzonderheden

l.o.a. 70 cm

dM 1979/7

Kopie artikel: 12.17.004 (2 blz)

Opmerkingen

 

 

Al kort nadat in Ouddorp de reddingboot “Baron van Lynden” was gekomen, werd door de directie van de Zuid Hollandse Maatschappij tot Redding van Drenkelingen ook gekeken naar een plaats voor een krachtige motorreddingboot in Hellevoetsluis of Stellendam. Het toeval wil, dat in 1923 al vele reddingen werden gedaan door de vissers en de garnalenhandelaar De Jager, die ook al contacten had met de directie van de Zuid Hollandse Maatschappij tot redding van Schipbreukelingen. Op een vraag van de Maatschappij of er in Stellendam een boot kon liggen en of er voldoende bemanning zou zijn, werd uit visserskringen meteen positief gereageerd en kreeg de Maatschappij een station in Stellendam. Maar men had nog geen eigen boot. In 1926 nam burgemeester Charbon van Stellendam het beheer van het station op zich. Tijdens een vergadering op 22 oktober 1925 besloot de directie dat er een boot gebouwd zou worden bij scheepswerf de Jong in Vlaardingen. De kosten bedroegen f 37.840,-.Het zou een dubbelschroefs motorboot worden met een lengte van 17,5 meter. De 2 schroeven werden aangedreven door een 2-cylinder Kromhout ruwolie motor van 44 pk. Eind 1926 naderde de boot haar voltooiing. De motoren waren ondergebracht in 2 waterdichte, van elkaar gescheiden kamers. De boot was uitgerust met een waterdichte dubbele bodem en zijwanden. Naast de bemanningsleden zou er, verdeeld over de verschillende verblijven, aan 63 schipbreukelingen plaats geboden kunnen worden. Een aan de voorste motor gekoppelde dynamo zorgde voor de verlichting en de accubatterij. Het roer kon vanuit de open bovenbouw op het achterschip en vanuit de machinekamer worden bediend.

In de zomer van 1926 voerden de directieleden met Adriaan de Jager overleg of hij de functie van schipper wilde aanvaarden. Vanwege zijn gebondenheid met het garnalenbedrijf bedankte hij hiervoor. Zijn zoon Willem werd in de vergadering van 12 oktober 1926 tot schipper benoemd, terwijl vader Adriaan als reserveschipper zou fungeren. De naam de Jager zou jaren bij de Maatschappij terugkomen, ook Leen en Arie en tot 1990 was er zelfs Dirk de Jager die agent was van de Maatschappij. Als machinist werd Izaak de Rijcke in vaste dienst genomen. Uit het gezin de Jager zouden vanaf december 1926 nog 2 zonen op de reddingboot dienst gaan doen. Arie en Leen werden opstapper. Aan de haven van Stellendam kon voor f 1,- per jaar een stukje grond worden gehuurd. Hierop werd een loods van ruim 40 m2 gebouwd. Op 30 april 1927 werd de reddingboot “Koningin Wilhelmina” overgedragen. Na nog enkele aanpassingen werd de boot in de loop van mei 1927 in de haven afgemeerd. Daarmee had het Station Stellendam haar eerste reddingboot.

0 sterren op basis van 0 beoordelingen
Door het gebruiken van onze website, ga je akkoord met het gebruik van cookies om onze website te verbeteren. Dit bericht verbergen Meer over cookies »